Home › Forums › Hart en Vaatstelsel › Indicatie antistolling
-
Indicatie antistolling
Posted by JufDanielle Academie on 2020-05-01 om 16:56:47Hallo, Bij de video antistolling en bloedstolling mis ik nog de indicaties voor het starten van anticoagulantia. Wanneer wil je juist starten met een aggregatie remmer of wanneer start je met een DOAC/NOAC? Groet, Johan
[Door: Johan Huisman]
Oude Academie antwoordde 4 years, 7 months ago 1 Member · 3 Antwoorden -
3 Antwoorden
-
Oude Academie
Guest2020-05-01 om 16:57:05Hoi Johan, Het verschil tussen de keuze tussen minder krachtige antistolling (zoals aspirine) en krachtige antistolling (zoals Vit K antagonisten en DOACs) is het risico dat bestaat op trombosevorming, en welk gevaar dat oplevert, en natuurlijk op basis van wetenschappelijk onderzoek. Zo wordt er bij hartaandoeningen zoals atriumfibrilleren gekozen voor krachtige antistolling: De kans is relatief groot dat het gebeurt, en het gevolg van een trombose is heel serieus. Dus wordt er dan gekozen voor een VKA of een DOAC.
Voor de verschillende richtlijnen (meest voorkomende aandoeningen zeg maar) kijk eens bij de richtlijnen voor aandoeningen zoals: angina pectoris, hartinfarct, herseninfarct, atriumfibrilleren, trombosebeen en longembolie, na hart kunstklep, en bedlegerigheid. Groetjes, Danielle
[Door: Danielle Wolzak]
-
Oude Academie
Guest2020-05-01 om 17:24:38Beste Daniëlle, Op welke gegevens wordt de keuze van antistolling gebaseerd? Ik snap dat het afhankelijk is van het ziektebeeld maar waarom gebruiken we soms rivaroxaban en dan weer dabigatran etexilaat terwijl zij dezelfde werking hebben. Hetzelfde geldt voor acenocoumarol en fenprocoumon. Wat geeft de doorslag op welke manier je antistolling in wilt zetten?
[Door Tobias van Roon]
-
Oude Academie
Guest2020-05-01 om 17:25:18Hoi Tobias! Ziektebeeld is natuurlijk zoals je al zegt een belangrijk uitgangspunt. Maar vervolgens hebben we voor de verschillende ziektebeelden ook verschillende richtlijnen (met name de geneesmiddelgroep wordt meestal hierop gekozen, maar heel soms geeft een richtlijn een specifiek middel aan). Mocht er een geneesmiddelgroep aangegeven zijn, dan bestaan er vaak meerdere medicijnen die je zou kunnen geven: Wat dan de doorslag geeft is een aantal factoren zoals: situatie + wensen + evt eerdere bijwerkingen en andere aandoeningen/medicijnen van de patient, de voorkeursmiddelen van de dokter (elke arts heeft zo zijn/haar eigen voorkeuren en meer ervaring met een bepaald middel), en de onderlinge (farmacokinetische) verschillen tussen de individuele medicijnen… Heel wat factoren waar het van afhankelijk is dus! Geneeskunst is niet voor niks “geneeskunst” en niet geneeswetenschap, haha;)
Elke arts, elke situatie vraagt om een andere inschatting, zo maakt iedere arts andere keuzes, en zo is voor elke patient een ander middel optimaal.
Even als voorbeeld de Acenocoumarol vs Fenprocoumon: deze twee middelen hebben een andere halfwaardetijd. Dus de keuze zal hier met name op basis van farmacokinetische verschillen gemaakt worden. Zo is Acenocoumarol kortwerkend en Fenprocoumon langwerkend. Dit heeft natuurlijk allebei zo zijn voordelen en nadelen. Maar vaak zie je dat er met Acenocoumarol gestart wordt (je kan met de dosering meer spelen om precies op de goede antistolling uit te komen), maar als je bijvoorbeeld ziet dat patienten heel erg schommelen in hun INR dan kan je beter overschakelen op fenprocoumon (als de therapietrouw goed genoeg is! Anders blijven we liever op de Acenocoumarol). Of bijvoorbeeld als je een heel hoge dosering nodig hebt van acenocoumarol kan het goed zijn om te switchen naar fenprocoumon.
Mocht je bij een bepaalde casus je afvragen waarom er voor het ene middel is gekozen en waarom niet voor een andere : Dat kan je natuurlijk altijd vragen aan de arts die het voorschrijft 🙂 Zo leren we allemaal van elkaar!
[Door: Danielle Wolzak]
Log in to reply.