Onderwerptoets Moleculen Cellen en Weefsels

In welk organel van de cel wordt de meeste energie geproduceerd voor de werking van de cel?

Waar zit de nucleolus? Wat is zijn functie?

In welke holte bevinden zich de voortplantingsorganen?

Hoeveel lichaamsholtes zijn er?

Wat zou er gebeuren als een individu helemaal GEEN enzymen meer heeft?

Welk type cel heeft relatief veel mitochondriën?

Hoeveel neutronen kan een waterstofatoom hebben?

Door welke structuur worden de borstholte en buikholte van elkaar gescheiden?

Welke locatie is NIET typisch voor plaveiselepitheel?

Zoek er een periodiek systeem bij. Welk element heeft 6 protonen?

Welk type transport kost energie?

Wat is de reactie van ons lichaam op een te hoge pH in het bloed?

Hoe meer protonen in een atoomkern, hoe groter de kans dat deze atoomkern spontaan uit elkaar valt. Hoe komt dit?

Hoeveel chromatiden bevat een cel in de G1-fase? En in de G2-fase?

Zowel door de ribosomen in het cytoplasma als door ribosomen aan het endoplasmatisch reticulum worden eiwitten gemaakt. Wat is het verschil tussen eiwitten van deze twee?

Zometeen volgen twee stellingen, geef aan welke juist is/zijn. 1. Ionen met een positieve lading worden anionen genoemd 2. Kationen zijn anionen die gebonden zijn aan kalium.

Bindweefsels kunnen in drie grote groepen verdeeld worden. Welke van onderstaande is NIET één van die groepen?

Welke twee organen spelen de belangrijkste rol in het constant houden van de pH in het lichaam?

Welke combinatie van orgaan en positie klopt niet?

Er zijn drie typen spierweefsel in het lichaam, welke hoort hier NIET bij?