aPPT en PT

[Danielle]

aPTT en PT zijn waarden die we kunnen bepalen voor de bloedstolling.

Zoals in de video over bloedstolling is besproken bestaat er de stollingscascade. De intrinsieke keten en de extrinsieke keten, die allebei kunnen leiden tot bloedstolling. Er is ook nog een stukje gemeenschappelijke keten, die we dan ook heel toepasselijk de gemeenschappelijke keten noemen.

Of een stollingsprobleem in de intrinsieke, extrinsieke, of gemeenschappelijke keten zit meet je door de PT en aPTT te meten.

→ De PT oftewel protrombine tijd meet de extrinsieke en gemeenschappelijke keten. Een belangrijke stollingsfactor voor de extrinsieke keten is factor 7.
→ De aPTT oftewel activated partial thromboplastin time meet de intrinsieke en gemeenschappelijke keten. Hierin zijn natuurlijk alle andere stollingsfactoren van belang.

Hierin kunnen we dus qua diagnostiek een idee krijgen of het probleem in de instrinsieke, extrinsieke of als allebei afwijkend in de gemeenschappelijke keten zit. Ook gebruiken we het om het effect van medicatie te testen.

Vitamine K antagonisten remmen bijvoorbeeld factor 7. Dus bij vitamine K antagonist gebruik zal de PT tijd afwijkend zijn. De INR waarde (wel bekend van de trombosedienst) wordt afgeleid van de PT tijd door de PT tijd van de medicatiegebruiker te vergelijken met de gemiddelde mens. Als een INR dus 2 is, is de PT tijd 2x zo lang als bij de gemiddeld mens.

Bij heparinegebruik wordt antitrombine geremd, maar het heeft vooral ook effect op de intrinsieke keten, hierbij zullen dus zowel PT als aPTT afwijkend zijn. Hierin is de aPTT betrouwbaarder dus die wordt vooral gebruikt om heparinegebruik te meten. Nieuwere laagmoleculairgewicht heparinen (LMWH) zoals nadroparine en dalteparine hebben minder effect op de PT en aPTT.

Hopelijk heb je hier wat aan 😉
Groetjes, Danielle